W.C. de Groot (1853 -1939)
Willem Cornelis de Groot wordt op 6 oktober 1853 geboren te Hollum op Ameland als zoon van Cornelis Dirks de Groot en Gelske Willems de Boer. Hij groeit op met zes zussen in een doopsgezind gezin waar de vader als kapitein op de grote vaart de kost verdient. In 1866 verlaat De Groot zijn vermoedelijke geboortehuis aan de huidige Westerlaan 17 en vertrekt naar Zaandam. In deze grote stad verblijft hij meer dan vijf jaar om daar het timmermansvak onder de knie te krijgen. Hij woont in bij familie Leeuwerink aan de Kerkstraat. Vader Leeuwerink is niet alleen koster en doodgraver, maar óók timmerman van beroep en maakt vermoedelijk zelf de kisten voor begrafenissen. Het is aannemelijk dat De Groot bij hem in de leer is geweest. Na deze leerperiode vestigt de jonge timmerman zich in 1871 in Leeuwarden.
Omdat hij de enige zoon is van de familie, hoeft De Groot niet in militaire dienst. Dit stelt hem in staat om verder te leren na zijn timmermansopleiding. In Leeuwarden treedt de achttienjarige in dienst bij bouwkundige Jacob Izaaks Douma. Douma heeft in zijn leven uiteenlopende bouwwerken in Friesland tot stand gebracht, waaronder een reeks volkswoningen in Oldegalileën te Leeuwarden voor de Vereniging Eigen Brood Bovenal. Zijn eerste Leeuwarder jaren woont De Groot in bij gezinnen aan o.a. de Doelestraat en Grote Kerkstraat. Ook verblijft hij een korte periode op het schip van timmerman Hendrik Hotzes Hoekstra. Na de opgedane praktijkervaring bij Douma mag De Groot zich in 1877 bouwkundige noemen.
Op 31 oktober 1877 treedt De Groot in het huwelijk met de Nederlands-hervormde kleermakersdochter Hendrikje (Rika) van der Kam. Het echtpaar vindt woonruimte in Leeuwarden aan Achter de Hoven. Twee en een half jaar later is Hendrikje zwanger van hun eerste en enige kindje, maar dat wordt dood geboren. De Groot is intussen werkzaam als bouwkundig opzichter en stijgt op de sociale ladder. Na herhaaldelijk te zijn verhuisd van de ene bovenwoning naar de andere aan Achter de Hoven, wonen ze tot aan het begin van de jaren-1910 op verschillende adressen in de oude binnenstad. Vanaf 1889 kan De Groot het zich bovendien permitteren om een dienstbode aan te nemen voor de nodige huishoudelijke zaken. Omstreeks 1912 betrekt het echtpaar het door De Groot zelf ontworpen woonhuis Emmakade 43. De architect heeft hier de beschikking over een tekenkamer, een kantoor en een uitgebreide bibliotheek. Tot zijn dood zal hij op dit adres blijven wonen, ook nadat zijn vrouw Hendrikje in 1921 op 71-jarige leeftijd overlijdt.
Hoewel bekend is dat De Groot in de jaren tachtig van de negentiende eeuw al werkzaam is als particulier architect, staat hij bij de burgerlijke stand pas vanaf 1904 officieel als architect ingeschreven. In opdracht van het Sint Anthony Gasthuis maakt hij in 1881 zijn vroegst bekende werk: de ‘oostelijke’ stelpboerderij aan Lytse Geast 23. Al snel volgen grote en kleine projecten elkaar op. Enkele opvallende zijn: het Diaconessenhuis (1894) aan de Noordersingel te Leeuwarden, het herenhuis voor Rudolf Paehlig (1901) aan de Marktstraat 22-24 te Sneek, het Gabbema Gasthuis (1906) aan de Wijbrand de Geeststraat en volkswoningcomplexen als de Hollanderwijk (1914-1915) te Leeuwarden. Het gaat hier om een breed scala aan woningtypen. De architect draait in 1903 zelfs zijn hand niet om voor het ontwerpen van een windwatermolen onder Lytse Geast, een taak die normaliter door een specialist op dit gebied wordt uitgevoerd. Bovendien voert hij als Nederlands-hervormde verschillende opdrachten uit voor Gereformeerde kerken, wat in een tijdsgewricht van sterke verzuiling zeer opmerkelijk is.
De Groot is jarenlang huisarchitect van het Sint Anthony Gasthuis in Leeuwarden (1887-1930) en het Popta Gasthuis in Marssum (1893-1910). Bij het Popta Gasthuis volgt hij de architect Hoekstra op als ‘opzichter der gebouwen’. Het gebouwenbezit van deze instellingen laat de gevarieerde sporen van een langdurige samenwerking zien. Opvallend is het grote aantal boerderijen dat de architect gebouwd of verbouwd heeft voor deze gasthuizen en voor verschillende particulieren. Met de stilistische en typologische vernieuwingen die De Groot hierbij heeft doorgevoerd, lijkt de architect een toonaangevende rol te hebben gespeeld in de Friese boerderijbouw.
In zijn carrière als ‘kundig en betrouwbaar bouwmeester’ vervult De Groot allerlei functies in het maatschappelijke leven die te maken hebben met zijn beroep als architect. Zo is hij in de periode van 1894 tot 1919 secretaris en voorzitter van De Friesche Bouwkring (voorheen de Friese afdeling van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst), waarvoor hij herhaaldelijk lezingen geeft over bijvoorbeeld de ontwikkeling van het Friese boerenhuis. Ook is hij in Leeuwarden jarenlang bestuurslid en/of bouwkundig adviseur van onder andere de Christelijke HBS, het Ritske Boelema Gasthuis, het Diaconessenhuis en Woningvereeniging Leeuwarden (een van de eerste toegelaten instellingen in Friesland na de inwerkingtreding van de Woningwet in 1902). Hiernaast is De Groot tussen 1901 en 1910 lid van de Commissie van toezicht op het lager onderwijs en daarin speciaal belast met bouwkundige zaken. Bovendien is De Groot maar liefst vijftig jaar lang onderhoudsarchitect van de Nederlands Hervormde Gemeente. In 1934 wordt hij bij zijn gouden jubileum dan ook ‘op een hartelijke wijze’ gehuldigd.
Via de talrijke bestuurslidmaatschappen bouwt De Groot een breed netwerk op van mogelijke opdrachtgevers. Zijn maatschappelijke betrokkenheid legt hem geen windeieren en geeft hem aanzien in de stad. Als geen ander weet hij bovendien zijn eigen werk aan te prijzen. In een brief aan één van zijn opdrachtgevers schrijft De Groot: “De woningen met keukentjes die ik voor enkele jaren aan de Verlengde Schrans heb gebouwd (…) zijn zeer gezocht, zoodat wanneer er één verlaten wordt, deze ook onmiddellijk weer wordt betrokken. Het is dan ook de ideale inrichting voor een werkmansgezin en (…) verre te verkiezen boven de andere ingezonden ontwerpen.”
De Groot weet welke kwaliteiten hij in huis heeft en laat duidelijk merken wanneer hij het ergens mee oneens is. Zo dreigt de architect in 1906 zelfs met ontslag als architect van het Popta Gasthuis, omdat hij het niet eens is met het bestuursbesluit om een speciale restauratiearchitect in te schakelen voor het restaureren van Heringa State. Ook is De Groot uitermate kritisch op het werk van zijn aannemers en beklimt – hoe klein hij ook is – de hoogste steigers om hun werk te controleren. Als aannemer Jacob van Kammen in 1906 een schrijven van De Groot krijgt over de lekkages die de architect heeft geconstateerd bij enkele pasgebouwde keldertjes, schrijft de aannemer teleurgesteld dat hij betwijfelt of dit “flink handelen is tegenover een aannemer die altijd flink is geweest tegen den architect.” Desondanks wordt De Groot door de auteur van een necrologie in de Leeuwarder Courant in juli 1939 omschreven als een “vriendelijke man, die zijn werk met grooten ijver verrichtte en meerdere malen blijken van groote bereidwilligheid en onbaatzuchtigheid gaf.” Verder wordt hij bij zijn afscheid van het Sint Anthony Gasthuis in 1930 geprezen als een architect “van den ouden stempel, die degelijk bouwde, zonder daarbij de wisselende moderne eischen van welstand en comfort uit het oog te verliezen en evenmin de financieele belangen van het gasthuis.” In het trappenhuis van de Julianavleugel van het Nieuw Sint Anthony Gasthuis aan het Perkswaltje wordt bij deze gelegenheid een tegeltableau onthuld. Ook familieleden hebben De Groot later omschreven als een kordate en zelfbewuste maar tegelijk beminnelijke en gezellige man.
De Groot heeft zowel in het openbare als in het kerkelijke leven een belangrijke plaats ingenomen. Als hij na zijn huwelijk Nederlands-hervormd wordt, vervult De Groot van 1913 tot 1916 de rol van ouderling bij de Nederlands Hervormde Gemeente. Bovendien blijft hij, zolang als hij het vol kan houden, iedere zondag trouw naar de kerk gaan. Vooral op latere leeftijd vindt De Groot veel troost in het Woord van God. Op 19 juli 1939 overlijdt Willem Cornelis de Groot: hij is 85 jaar oud geworden. Onder grote belangstelling wordt De Groot begraven naast zijn vrouw op de Noorderbegraafplaats te Leeuwarden. In artikelen rond zijn overlijden in het Leeuwarder Nieuwsblad en de Leeuwarder Courant wordt wederom benadrukt dat de energieke architect een ‘figuur van groote beteekenis’ is geweest, wiens leven werd gekenschetst door eenvoud en trouw. “Hij was een man van groote trouw, trouw in zijn werk en trouw voor zijn vrienden.”
Marloes Eskens
Een uitgebreidere en rijk geïllustreerde biografie is te vinden in het boek:
WILLEM CORNELIS DE GROOT (1853-1939):
architect in Friesland,
door Marloes Eskens, Leo van der Laan en Bé Lamberts,
Friese Pers Boekerij B.V.
(ISBN 978 90 330 0807 8)